Bespreking: Culturele archieven veiligstellen voor de toekomst

Hoe voorkomen we het verlies van culturele, particuliere archieven door veronachtzaming door archiefvormer, archiefinstelling of overheid? Of in het geval van digitale archieven, door veroudering of beschadiging van hard- en software? Dit is het thema van Boekman 110, tijdschrift over trends in kunst en cultuur. Het geeft een goed overzicht van de vele uitdagingen, en soms ook oplossingen, waarvoor kunstenaars, verzamelaars en erfgoedprofessionals zich zien gesteld. Samenwerken, keuzes maken en je nek uitsteken vormen bij het duurzaam toegankelijk houden van cultureel erfgoed de rode draden.

Door: Mirjam Schaap

Particuliere archieven bevinden zich in een precaire situatie: als het gaat om het behoud en toegankelijk maken ervan kunnen zowel de vormers/eigenaars als de erfgoedinstellingen nergens toe verplicht worden. De reden? Deze archieven vallen simpelweg niet onder de Archiefwet. In het redactioneel van dit nummer van Boekman worden vier strategieën uiteengezet om ‘de wassende stroom [particuliere] archieven, met informatie op verschillende dragers, gepaard aan slinkende budgetten, in goede banen te leiden’.

Digitalisering en ontsluiting

De eerste en belangrijkste strategie is volgens het redactioneel de digitalisering en ontsluiting van analoge materialen. Bij digitalisering heb ik mijn twijfels. Digitalisering van analoge materialen geschiedt vooral vanuit het oogpunt van dienstverlening en zichtbaarheid van erfgoedinstellingen. Verder is het niet alleen bijzonder kostbaar, het heeft ook weinig te maken met het ontsluiten of veiligstellen van archieven die nog niet tot de traditionele collectie van erfgoedinstellingen behoren, waaronder steeds vaker digitaal geboren archieven.

De enorme aandacht voor digitalisering heeft het duurzaam toegankelijk houden van digitaal geboren archief naar mijn mening niet bevorderd. Dat slechts twee van de bijdragen in Boekman specifiek zijn gewijd aan digitaal geboren materiaal, is tekenend voor het feit dat erfgoedinstellingen hier heel wat in te halen hebben. Er wordt in de diverse artikelen wel gerefereerd aan digitaal geboren erfgoed, maar aan praktische voorbeelden en handvaten (hoe ontsluit je bijvoorbeeld een digitaal geboren archief?) schort het nog.

Keuzes maken

De tweede strategie van deze Boekman snijdt dan ook meer hout: keuzes maken. Dit is met name (maar niet alleen) ingegeven door de complexiteit van digitaal geboren archieven (en kunst), wat ik zou willen vertalen of verduidelijken als de enorme toename aan data en de ongrijpbaarheid ervan. Om deze complexiteit het hoofd te bieden hebben we specialistische kennis nodig, die niet elke archiefinstelling in huis kan én moet willen hebben. Voorbeelden van kenniscentra zijn DEN, kennisinstituut Digitale Cultuur, en LIMA, kenniscentrum voor duurzame toegankelijkheid van digitale kunst. Daarbij moet dan ook de keuze worden gemaakt, zich niet alleen op de techniek van het duurzaam bewaren te richten. Karin van der Heijden, zelfstandig onderzoeker en auteur gespecialiseerd in ontwerpersarchieven, stelt in haar bijdrage terecht dat organisatorische kwesties bij het behoud van digitaal erfgoed veel belangrijker zijn dan technologische vraagstukken. Je kunt pas onderzoeken hoe je iets moet bewaren, als je hebt besloten wat je wilt bewaren, wat ‘het mogelijke (her)gebruik kan zijn van digitale informatie’.

Trendanalyses

De theorie wijst de archivaris er sinds enkele jaren op dat de waardering van particuliere archieven steeds minder zou moeten gebeuren op basis van individuele archieven, maar op basis van maatschappelijke ontwikkelingen en opmerkelijke gebeurtenissen, die moeten worden geanalyseerd in trendanalyses en hotspotmonitors. In de praktijk worden dit soort middelen ook al gebruikt. Een voorbeeld is de prachtige (zowel visueel als inhoudelijk) verzamelnota van Het Nieuwe Instituut, waarvan conservator Suzanne Mulder in haar bijdrage de uitgangspunten uiteenzet. Helaas is de verzamelnota op de website van Het Nieuwe Instituut niet te vinden.

Die onzichtbaarheid tekent de situatie in het gehele veld, met name dat van archiefinstellingen. De meeste archiefinstellingen geven nauwelijks enige openheid over hun acquisitiebeleid, wat doet vermoeden dat het beleid gebaseerd is op de ongetwijfeld grote, maar niet op schrift gestelde en dus oncontroleerbare expertise (en voorkeur) van een enkele medewerker.

Particuliere initiatieven

Acquisitie is vaak afhankelijk van de proactieve houding van de vormer/verzamelaar die wél de moeite neemt zijn of haar archief bij te houden en aan een instelling aan te bieden. Nog even los van of je dat als erg beschouwt of zou moeten beschouwen, zijn witte vlekken in collecties het onontkoombare gevolg. Persoonlijke inzet van zowel vormer, verzamelaar als professional leidt daarentegen tot prachtige archieven en tot duurzaam behoud daarvan. Een goed voorbeeld is het Poparchief Groningen. Coördinator – en betrokkene van het eerste uur – Gert Plan verhaalt hoe het in 2006 is begonnen als project en tien jaar later vast onderdeel is geworden van de Groninger Archieven.

Niet elke particuliere verzameling of initiatief valt dit gelukkige lot ten deel, getuige de bijdrage over collecties van sieradenverzamelaars die tussen wal en schip vallen. Wat te denken van het Nationaal Ontwerp Archief, dat wordt gepresenteerd als rolmodel voor culturele particuliere archieven maar waarvan al in de eerste alinea wordt vermeld dat het momenteel een inactief bestaan leidt.

Rol van erfgoedprofessional

Keuzes maken heeft niet alleen betrekking op wat we zouden moeten of willen kunnen, maar ook op wat we willen bewaren en hoe we onze rol als erfgoedprofessional willen vormgeven. Hierop hebben de laatste twee strategieën betrekking: samenwerking met archiefvormers en communities om gericht archiefmateriaal op te sporen en te beschrijven en het voorlichten van archiefvormers.

Erfgoedprofessionals moeten het volgens onderzoeker en publiciste Van der Heijden tot hun taak gaan rekenen om recente inzichten over digitale duurzaamheid te verwerven en te verspreiden. Ik ben het met haar eens dat we de samenleving er vooral op moeten gaan wijzen dat archiveren het duurzaam toegankelijk houden van informatie is voor de lange termijn. Op korte termijn blijft je video echt wel te vinden en af te spelen op YouTube, maar hoe zou het over vijf of tien jaar zijn? Bestaat YouTube dan nog, heb je jouw data er op tijd afgehaald, beschik je nog over de software om het af te spelen?

Rol van de overheid

Is er ook een rol voor de overheid? Zoals Van der Heijden terecht stelt, heeft het nationale innovatieprogramma Archief 2020, dat in 2016 is afgesloten, weinig opgeleverd voor particuliere archieven en heeft het programma niet geleid tot een structureel nationaal beleid op dit gebied. Ook Roosje Keijser en Frank de Jong komen tot deze conclusie: ‘de [door de overheid zelf] zo noodzakelijk geachte aandacht is er in het Archief 2020-programma bekaaid van afgekomen’.

Keijser en De Jong zijn vanuit respectievelijk Het Utrechts Archief en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) mede-initiatiefnemers van het project Particuliere Archieven op de Kaart. Doel is een overzicht te verkrijgen van het particuliere aandeel in de Archiefcollectie Nederland, dit te delen met het archiefveld en dat te inspireren om zich te committeren aan nauwere samenwerking en informatie-uitwisseling.

De voorlopige actorenlijst van het project is samengesteld op basis van de trendanalyse van het Nationaal Archief (NA), Een samenleving in beweging, en kan worden ingezien en becommentarieerd op de pagina van het Kennisplatform Particuliere Archieven van Informatie2020/Pleio (tinyurl.com/yctwurhc). Maar wie gaat het door het NA aangewezen culturele erfgoed onder zijn hoede nemen? Keijser en De Jong sluiten af met een zachtaardig schopje onder de kont: ‘[het behoud van landelijke particuliere archieven] kan alleen als het Nederlandse archiefwezen bereid is het af en toe water te geven.’

Spagaat

Deze conclusie schetst goed hoe ongemakkelijk (alsof het makkelijk zou kunnen…) de spagaat is tussen enerzijds de verantwoordelijkheid (al is het maar financieel) die wij eigenlijk verwachten van de rijksoverheid, en de verantwoordelijkheid die erfgoedinstellingen en particuliere archiefvormers/verzamelaars zelf op zich zouden moeten of kunnen nemen. De drie auteurs van het laatste artikel, Riemer Knoop van de Reinwardt Academie, Marleen Stikker van de Waag Society en Marco de Niet van DEN, weten de diverse bijdragen in deze Boekman prachtig te relativeren en te balanceren.

Zij zetten duidelijk en pragmatisch uiteen welke twee richtingen we uit kunnen. Dat is ten eerste de vermaatschappelijking van erfgoedzorg, en deze wonderschone zin verdient een citaat: ‘… het [is] raadzaam een evenwicht te vinden tussen obsessief-compulsief vasthouden en regelen enerzijds, en selectief, duurzaam en betekenisvol koesteren anderzijds’. Van de overheid mag je hoogstens een faciliterende rol verwachten – die gaat het zeker niet zelf doen, concluderen de auteurs. De tweede richting is archiefvorming op participatieve en coöperatieve basis: we moeten ‘doordachte ketens bouwen van preventieve en curatieve acties van stakeholders en belanghebbenden’.

Samenwerken

De initiatieven om culturele archieven te behouden, die overal ontstaan en waarvan er een aantal in deze Boekman zijn opgenomen, kunnen alleen gedijen als we samenwerken en elkaar in de gelegenheid stellen van elkaars best én worst practices te leren. Een nieuwe gelegenheid hiertoe vormen de kennisplatforms, zoals het eerder genoemde Kennisplatform Particuliere Archieven van Informatie2020/Pleio. Bovenal moeten we met z’n allen wat lef en pragmatisme aan de dag leggen en gewoon aan de slag gaan, hoe onzeker de uitkomst ook. Het behoud van (digitale!) particuliere (culturele) archieven is een handschoen waarvan het fijne is, dat echt iedereen hem kan oppakken.

Reacties zijn welkom via het Kennisplatform Particuliere Archieven, via mirjam.schaap@amsterdam.nl of via @archiefdigitaal.

Mirjam Schaap is ontsluiter en projectleider actieve acquisitie particuliere archieven bij het Stadsarchief Amsterdam.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 6 / 2017. Het gehele nummer kun je hier lezen.