Q&A met Hilde van Wijngaarden

Hilde van Wijngaarden werkte tot voor kort als interim hoofd onderwijs- en onderzoeksondersteuning bij de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam. In deze functie, en als trekker van de werkgroep Bibliotheken en Open en Online Onderwijs (een gezamenlijk initiatief van SURF, UKB én SHB), was ze vurig pleitbezorger voor open en online onderwijs. Wat wordt haar focus als bibliothecaris van de Vrije Universiteit (VU), waar ze deze zomer is gestart?

 

In het nieuwe regeerakkoord wordt open science als de nieuwe norm genoemd. Hoe is de situatie aan de VU?

‘Open science staat hier ook hoog op de agenda, waarbij onze focus voornamelijk ligt op maatschappelijke impact. Je hebt het dan onder andere over de beschikbaarheid van publicaties en het bereik ervan. Open access en impactmeting (bibliometrie) horen bij het werkgebied van de bibliotheek, dus is de rol die we spelen bij open science vanzelfsprekend en vrij groot.’

Jij bent zelf altijd een pleitbezorger geweest voor open (gratis beschikbaar, vrij toegankelijk en herbruikbaar) onderwijs, en de ondersteunende rol die de bibliotheek daarin kan spelen. Ga je daarmee door aan de VU?

‘Absoluut. In het strategisch plan voor de UB van de VU was onderwijsondersteuning niet heel prominent opgenomen, maar dat heb ik wel ingebracht. We hebben een ambitieus, vernieuwend en innovatief College van Bestuur, dat onderwijsvernieuwing echt wil oppakken. De beleidsvoorbereidende rol moet vooral uit het onderwijs zelf komen. Natuurlijk speelt de bibliotheek wel al een rol in open leermiddelen, maar dat gaat de ene keer beter dan de andere keer.’

Kun je daarvan een geslaagd voorbeeld geven?

‘Zowel in mijn “oude” club (UvA / HvA) als in mijn ‘nieuwe’ club (VU) zijn mensen bezig met het ontwikkelen van een zoekfunctie voor open materiaal. Dat betekent dat je docenten open alternatieven voor gelicentieerd materiaal aan kunt reiken als ze hun cursus voorbereiden.’

En wat is een minder geslaagd voorbeeld?

‘De readerregeling. We betalen een exorbitant hoog bedrag om overnames te mogen doen uit wetenschappelijke artikelen. Tegelijkertijd sturen we aan op 100% open access. Daar zijn we nog niet, maar ieder jaar is er meer open access beschikbaar, en dus zou dat bedrag van die readerregeling ook gestaag moeten dalen. Gelukkig is die mogelijkheid nu in de regeling opgenomen en de bibliotheek zal hierbij een belangrijke informerende rol spelen.’

Het lijkt op het eerste gezicht volstrekt logisch om open education als een onderdeel van open science te zien. Toch komt open education in veel plannen, waaronder het Nationaal Plan Open Science, amper aan bod. Hoe verklaar jij dat?

‘Naar mijn idee is de kloof tussen onderwijs en onderzoek vooral organisatorisch. Kijk maar eens bij de Europese Commissie, daar heb je een departement Research&Innovation en een departement Education&Culture. Binnen onze universiteiten zie je dat ook vaak: aparte afdelingen die zich bezighouden met óf onderwijs óf onderzoek. Ook daar zou de bibliotheek een rol kunnen spelen, als verbinder, omdat wij beide groepen bedienen. Het is jammer dat open onderwijs een ondergeschoven kindje is, maar ik denk dat we vooral praktisch dingen moeten doen om docenten te faciliteren. Ik denk dat de meerwaarde van “open” dan vanzelf zichtbaar wordt.’

Deze bijdrage komt uit IP nr. 8 / 2017. Het gehele nummer kun je hier lezen.