Als Cornell Knulst, IT-consultant bij Xpirit, vertelt over zijn werk, is het moeilijk om niet meteen aan science fiction te denken. Hij legt glashelder uit wat het verschil is tussen virtual reality, augmented reality en mixed reality. Een gesprek over de ‘brave new world’ waar we naartoe bewegen.
Door: Dafne Jansen
‘In het rijtje virtual reality, augmented reality en mixed reality is de eerste de oudste. Hierbij kun je denken aan de Oculus Rift: een bril die je de ervaring kan geven dat je in een andere, virtuele werkelijkheid bent beland,’ aldus Cornell Knulst. ‘Beelden van gamers die op denkbeeldige buitenaardse wezens schieten doemen bij mij op, maar er zijn ook praktische toepassingen, zoals in het leger, om gevechtssituaties te simuleren. ‘De opvolger van virtual reality is augmented reality,’ gaat Knulst verder. ‘Je ziet iets in de echte wereld, zoals een gebouw, en gebruikt bijvoorbeeld je mobiele telefoon om te zien hoe dat gebouw er honderd jaar geleden uitzag.’ Augmented reality voegt een laagje informatie toe aan de realiteit, meestal gebruik makend van GPS-coördinaten. Daarin zit een beperking, want je kunt geen onderscheid maken tussen de begane grond en de derde verdieping. Bovendien zijn de coördinaten van een gebouw stabiel, maar wat doe je met objecten? Als je augmented reality wilt gebruiken om informatie aan een ding toe te voegen, zoals een boek, ben je al snel gedoemd tot het gebruik van QR-codes.
In de mix
Ik heb zelf het gevoel dat virtual reality beperkt toepasbaar is, en dat augmented reality de hype alweer voorbij is. ‘Dat is niet zo,’ zegt Knulst, ‘ze zijn geëvolueerd. De toekomst ligt bij mixed reality, oftewel: augmented virtuality plus augmented reality. Je kunt dan denken aan de Hololens, die ik op het KNVI Jaarcongres zal laten zien.’
Ik kan me niet direct een beeld vormen van mixed reality, maar gelukkig is Knulst een onuitputtelijke bron van mooie voorbeelden. ‘Een arts die een tumor verwijdert, kan die tijdens het opereren niet van alle kanten bekijken. Hoe waardevol zou het niet zijn als hij tijdens zo’n operatie een 3D-beeld van het gebied kan projecteren op de patiënt, waardoor hij ook de achterkant van de tumor kan zien? Hij kan dan met veel meer precisie opereren.’ De operatiekamer is een bekend voorbeeld dat direct aanspreekt, maar Knulst heeft nog veel meer voorbeelden die even logisch als verrassend zijn, van de beroepspraktijk van een automonteur tot die van verwarmingsinstallateur. Omdat mixed reality gebruik maakt van (scans van) objecten in de echte wereld ben je niet gebonden aan vaste locaties. Knulst licht toe: ‘Stel dat je je telefoon vaak kwijt bent, dan kan de Hololens je telefoon op basis van een 3D-scan overal in de ruimte herkennen.’
Keerzijden
Geen trend zonder keerzijde. Een goed voorbeeld is Google Glass, een van de voorlopers van de Hololens. In 2014 is de bètaversie korte tijd aan consumenten verkocht, om vervolgens weer van de markt te verdwijnen. ‘Je wilt de informatie die een mixed reality device je aanbiedt wel kunnen beïnvloeden als gebruiker, want een teveel aan prikkels kan voor onveilige situaties zorgen, bijvoorbeeld in het verkeer. Navigatie verrijkt met realtime verkeersinformatie kán nuttig zijn, maar stel dat je vervolgens bij iedere afslag reclame krijgt voor de McDonald’s of Burger King. Dat leidt alleen maar af.’
Mixed reality roept dus vragen op over de rol die grote techbedrijven zoals Google en Facebook en hun adverteerders spelen in die nieuwe virtuele ruimte. Toch zal Knulst op het KNVI Jaarcongres niet te lang stilstaan bij de risico’s, het gaat hem er vooral om dat we kunnen ervaren hoe mixed reality werkt, om vervolgens te kunnen brainstormen over mogelijke toepassingen. ‘Twee mensen die allebei een Hololens hebben, kunnen over grote afstanden met elkaar samenwerken alsof ze tegenover elkaar zitten in dezelfde kamer. Zo kan een Nederlandse arts een collega in een ontwikkelingsland helpen. De mogelijkheden van mixed reality zijn oneindig, voor alle sectoren.’
Dafne Jansen is redacteur van IP en projectmanager bij de Universiteit Utrecht.
Deze bijdrage komt uit de KNVI jaarcongresspecial (bijlage bij IP nr. 7 / 2017). Het gehele nummer kun je hier lezen.