De jonge onderzoeker: Virtualis Bibliotheca Erasmiana

Bibliotheken zetten nu in op de ontwikkeling van virtuele werkomgevingen ofwel e-laboratory’s. Jacqueline Schaap deed voor haar masterscriptie Culturele Informatiewetenschap (UvA) onderzoek naar de wensen die geesteswetenschappers hebben met betrekking tot gedigitaliseerd aangeboden teksten.

Door: Jacqueline Schaap

Drie Plusbibliotheken, te weten Tresoar, Bibliotheek Rotterdam en Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek, bezitten authentiek materiaal van Erasmus (ca. 1466- 1536), zoals bijvoorbeeld zijn brieven. Plusbibliotheken hebben een regionale wetenschappelijke steunfunctie. Genoemde organisaties trekken met hun omvangrijke historische collectie een specifieke groep geesteswetenschappers aan. Welke informatiebehoefte heeft deze doelgroep ten aanzien van nog te digitaliseren materiaal uit de Erasmuscollecties?

Aanleiding van mijn onderzoek was de discussie over het bestaansrecht van de Plusbibliotheken. Ik wilde laten zien wat deze bibliotheken in huis hebben, zonder mijn objectiviteit als onderzoeker te verliezen. Mede vanwege het Erasmusjaar en de plannen van enkele Plusbibliotheken om een gezamenlijk digitaliseringsproject te starten voor Europeana, heb ik mijn onderzoek afgebakend tot de Erasmuscollecties bij Plusbibliotheken en hun belang voor geesteswetenschappers. Ik ontdekte dat er veel is geschreven over hoe te digitaliseren, maar niet over de wensen van de doelgroep ten aanzien van een digitale onderzoeksomgeving. Daarom ging ik op zoek naar goede voorbeelden van diepgaand ontsloten, gedigitaliseerde humaniora-collecties, om aan de hand daarvan geesteswetenschappers te vragen naar hoe zij werken met digitale bronnen.

Gebruikersonderzoek

Ik heb acht onderzoekers, waaronder historici, latinisten en een filosoof, gevraagd naar hun gebruik van digitale bronnen en de invloed daarvan op hun onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan vragen als: kunnen hun onderzoeksvragen beantwoord worden met informatie uit digitale bronnen en zouden die vragen minder goed of zelfs moeilijker te beantwoorden zijn met behulp van gedrukte bronnen? Ook heb ik gevraagd of en zo ja, en op welke manier de digitale beschikbaarheid van bepaalde bronnen het onderzoek kan bevorderen en welke functionaliteit daarbij geboden moet worden. Vervolgens heb ik negen relevante websites gedemonstreerd. Aan de hand van die websites heb ik de onderzoekers naar hun bevindingen gevraagd, waarbij ze bijvoorbeeld de brieven van Erasmus in gedachten moesten houden.

Virtuele werkomgeving

Bij het bekijken van de websites werd al snel duidelijk dat de onderzoekers onder de indruk waren van de hoeveelheid informatie. Wanneer bibliotheken gaan digitaliseren, doen zij er goed aan niet te veel het gevoel van een ‘overvol pakhuis’ op te roepen. Dit kan door informatie gelaagd aan te bieden met behulp van pop-up schermen. Duidelijk werd dat de onderzoekers niet direct geneigd zijn in hun werk nieuwe paden in te slaan: ze gebruiken digitale bronnen op dezelfde manier als gedrukte bronnen.

De onderzoekers gebruiken bij voorkeur de originele gedrukte bron. Zij zien de voordelen van digitalisering wel, omdat zij nu bronnen kunnen raadplegen die anders moeilijk of helemaal buiten hun bereik liggen. Bij het onderzoeken van een primaire bron in een virtuele werkomgeving willen de onderzoekers zowel een transcriptie als een afbeelding van het origineel. In het laatste geval moet er dan wel een goede viewer zijn.

De onderzoekers geven aan dat zij makkelijker informatie kunnen vinden met digitale bronnen dan met analoge. Dit heeft te maken met de aard van de informatie. Men zoekt vaak naar geografische begrippen of persoonsnamen die door spellingsvarianten in analoge bronnen vaak moeilijk te achterhalen zijn. Ook Latijnse citaten zijn makkelijker te vinden in digitale bronnen. Bij een frase als ‘in het licht des aanschijns’ staat de woordvolgorde in het Nederlands vast, maar in het Latijn varieert die volgorde.

Erasmus schreef veel over zijn reizen. Wanneer zijn brieven gedigitaliseerd zouden worden, kunnen de daarin voorkomende plaatsen en personen gekoppeld worden aan informatie in databases door middel van linked data. Men kan digitaal makkelijker zoeken naar de personen met wie een historisch figuur als Erasmus heeft gecorrespondeerd, wie die personen waren en wat zij in hun tijd betekenden. Dit is vooral handig voor historici. Taalwetenschappers hebben vooral belang bij het kunnen vergelijken van teksten door woorden te tellen. Digitaal gaat dit aanzienlijk makkelijker.

dare.uva.nl/scriptie/427357

Jacqueline Schaap is accountmanager WSF bij Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek (SAB).

Deze bijdrage komt uit IP nr. 11 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen