Pew’s beginsel: feiten in plaats van meningen: Lee Rainie over de netwerkmaatschappij

Iedere informatieprofessional is wel eens een verwijzing naar een ‘Pew-rapport’ tegengekomen. Eerder dit jaar kwamen op Twitter bijvoorbeeld berichten langs over de rapporten ‘Libraries, Patrons, and E-books’ en ‘The future of gamification’. Die bevatten uitkomsten uit het ‘Pew Internet & American Life Project’, een van de zeven grote projecten van het Pew Research Center. Lee Rainie is directeur van dat project en keynotespreker op het NVB-Jubileumcongres. Hem hebben we nader aan de tand gevoeld over zijn project en zijn in Nederland toch wat onbekende organisatie. Als onderzoeker blijkt hij ‘een verrukkelijk leven’ te leiden.

Door: Eric Sieverts

Pew’s Research Center noemt zichzelf een ‘fact tank’ in plaats van een ‘think tank’, die informatie verspreidt in plaats van meningen. Hoe komt Pew aan die ‘feiten’ en hoe wordt binnen uw project gewerkt?

Lee Rainie: ‘We noemen ons een “fact tank” omdat we zelf alle primair onderzoek doen. Dat betreft specifiek de maatschappelijke gevolgen van internet. De resultaten proberen we vervolgens zo breed mogelijk te verspreiden, zowel via onze rapporten, als via de bijbehorende datasets. We laten er zelf geen secundaire analyses op los. Ook treden we niet op als pleitbezorgers voor bepaalde conclusies en doen we geen beleidsmatige aanbevelingen. We produceren alleen maar gegevens voor wie die maar wil gebruiken. Dat zijn wel de beleidsmakers, maar ook wetenschappers, journalisten, informatiespecialisten en belangstellende burgers. Het is dan aan hen om die gegevens te interpreteren en voor hun werk te gebruiken. Zo benut een aanzienlijk aantal wetenschappers onze gegevens voor eigen onderzoek en doen bijvoorbeeld marketingbedrijven eigen analyses om digitaal consumentengedrag beter te begrijpen.’

‘We komen aan die gegevens via grote representatieve telefonische enquêtes onder jongeren en volwassenen in de hele VS. Het centrale thema van ons project is de acceptatie en het gebruik van technologie, met nadruk op de maatschappelijke gevolgen van internet en mobiele telefonie voor gezinnen, gemeenschappen, gezondheidszorg, onderwijs, politiek en werksituaties. Binnen ons project werken we met negen mensen – bij Pew Research als geheel zijn dat er 130. Voor ons is dat wel vrij intensief, omdat we proberen om steeds tijdig inzicht te bieden in de belangrijkste aspecten van het online en mobiele leven.’

‘Daarbij hebben we strenge richtlijnen voor objectiviteit. Bovendien nodigen we gebruikers van onze gegevens uit om ze niet alleen zelf verder te interpreteren, maar om zo mogelijk ook nog aan factchecking te doen. Het is heel plezierig dat onze gegevens door allerlei officiële instanties worden gebruikt en dat ze worden geprezen om hun degelijkheid en objectiviteit. We proberen als organisatie in feite een soort gulden standaard te zijn qua transparantie, onafhankelijkheid en objectiviteit. We lopen nooit kritiekloos achter ideeën, bedrijven of technologieën aan. Zowel positieve als negatieve aspecten van de online samenleving komen aan de orde, waarbij we het beestje bij zijn naam noemen, zonder iemand naar de mond te praten. Iedereen bij ons is er ook op getraind nergens persoonlijke opinies of partijdigheid te laten doorklinken.’

In dit verband komt de vraag op hoe Pew aan geld komt om die medewerkers en al dat onderzoek te betalen, want we zagen dat de rapporten en de gegevens zelf gratis beschikbaar gesteld worden.

‘Onze belangrijkste financiering komt van de stichting Pew Charitable Trusts. Pew is overigens een familienaam en geen afkorting ergens van. Het geld in dat fonds komt van Sun Oil, het huidige Sunoco. De erfgenamen hebben een liefdadigheidsfonds opgericht om aan het “mondiale leven” bij te dragen. Daarnaast krijgen we ook geld van andere fondsen die geïnteresseerd zijn in hoe de digitale technologie de maatschappij verandert, zoals de Bill & Melinda Gates Foundation. Alle intussen meer dan 350 rapporten van ons project zijn inderdaad gratis beschikbaar op pewinternet.org en dat geldt ook voor de onderliggende datasets (op pewinternet.org/Static-Pages/Data-Tools/DownloadData/Data-Sets.aspx).’

De naamgeving van veel Pew Research-projecten refereert aan Amerika, zoals ook uw project: ‘Internet & American Life’. In hoeverre wordt de situatie elders in de wereld ook in het onderzoek meegenomen?

‘We zouden graag ook onderzoek doen in andere landen, maar onze financiering staat op dit moment alleen toe dat in Amerika te doen. Ik hoop nog eens de kans te krijgen ons onderzoek te verbreden als er andere geldschieters bijkomen. Zo ben ik ervan overtuigd dat in ontwikkelingslanden ingrijpende veranderingen plaatsvinden, nu enorme aantallen mensen de beschikking krijgen over mobiele telefoons en dus over toegang tot internet. We zouden daar graag verder onderzoek naar doen, al wordt zoiets wel kostbaar.’

U bent een van de keynotesprekers op het NVB-Jubileumcongres. Op welke aspecten zal uw lezing zich vooral richten?

‘In Amerika hoorden bibliothecarissen tot de belangrijkste gebruikers van ons onderzoek. Maar hun werk verandert ingrijpend nu mensen allerlei digitale tools gebruiken voor de dingen waar bibliotheken oorspronkelijk voor bedoeld waren: toegang tot kennis, aanbieden van naslagmateriaal, bezoekers helpen met leren. In mijn lezing kijk ik vooral naar de belangrijkste veranderingen als gevolg van de technologische revolutie van de laatste tien jaar. Die veranderingen vonden op drie gebieden plaats: 1. de verbreiding van breedband; 2. de groei van mobiele connectivity; 3. de technologische stimulans voor sociale netwerken.’

‘Alle drie vormen die een uitdaging voor de traditionele rol van de bibliotheek, als de plaats waar kennis bewaard wordt, waar mensen samenkomen en waar je materiaal kunt lenen. Fundamentele ideeën over wat een bibliotheek is, wat die moet doen en hoe die moet reageren op veranderende behoeften en verwachtingen van gebruikers, daarover gaat mijn verhaal.’

Een interessant recent rapport dat ik op uw projectsite tegenkwam, is ‘Networked: the new social operating system’. Welke trends en uitkomsten hebben in uw ogen de belangrijkste consequenties?

‘Het kernpunt van dat boek – want dat is het in feite (zie networked.pewinternet.org) – is afkomstig van medeauteur Barry Wellman van de University of Toronto. Het onderzoek dat hij tussen 1970 en 2000 deed, toonde aan hoe de sociale structuur van de samenleving is veranderd. Van een situatie waarin het maatschappelijk leven gekenmerkt werd door kleine hechte groepen, zoals families, buurten en kleine dorpen, is men in veel losser georganiseerde netwerken terechtgekomen. Door de drie technologische revoluties waar ik het net al over had, is dat heel diep in ieders leven doorgedrongen. Iedereen is meer dan ooit actief in netwerken. Dat levert nieuwe mogelijkheden, maar ook nieuwe spanningen, wanneer je buiten je hechte kringetje reikt. Dat is de realiteit van onze sociale netwerkrevolutie. Die biedt mensen meer diversiteit qua relaties en sociale milieus. En het overbrugt ook afstanden tussen die milieus, zodat grotere sociale mobiliteit ontstaat. Maar het brengt ook spanning teweeg dat je niet meer één vaste “thuisbasis” hebt en dat je tegenstrijdige eisen van verschillende milieus moet zien te verzoenen.’

‘Door de internetrevolutie zijn er tevens mogelijkheden ontstaan om te communiceren en informatie te verzamelen, die voorheen niet voor te stellen waren. Mensen kunnen hun eigen uitgever of omroep worden en hun eigen internet vormgeven, aangepast aan eigen behoeften. Daardoor wordt niet meer de groep – het gezin, de werkomgeving – aangesproken, maar het individu.’

‘En verder heeft de mobiele revolutie ervoor gezorgd dat ICT een soort verlengstuk is geworden van je lichaam, zodat je overal en altijd toegang hebt tot vrienden en informatie. ICT is ook altijd toegankelijk. Zelf ben je voortdurend aanspreekbaar en je weet dat van anderen in je netwerk. Fysieke afstand in tijd en plaats zijn verdwenen.’

‘Zo is een nieuw sociaal “besturingssysteem” van “networked individualism” ontstaan, waarin mensen als onderling verbonden individuen functioneren. Hun “home” is niet langer hun “castle”, maar de basis van waaruit ze netwerken met de buitenwereld, met voor elk gezinslid een eigen pc, adresboek, agenda en mobieltje.’

‘Toch zijn mensen geen verstokte individualisten – al denken ze zelf van wel. “Networked individuals” maken deel uit van veel verschillende netwerken, in elk waarvan ze maar gedeeltelijk participeren, afhankelijk van hun behoeften. Dit soort sociale netwerken is effectief, omdat ze zo groot en divers zijn. En dat konden ze worden dankzij de manier waarop mensen met de technologie omgaan. Sommige critici vrezen dat dit juist sociaal isolement in de hand werkt. Dat mensen voor hun communicatie meer vertrouwen hebben in technologie dan in diepgaande persoonlijke contacten. Uit ons onderzoek blijkt het tegendeel: internet en mobiele telefonie helpen mensen om meer en diversere relaties te onderhouden.’

Een ander voor onze lezers interessante publicatie is ‘Up for grabs: the future of the internet’. Kunt u daar ook nog iets over vertellen?

‘“Up for grabs” behoort tot een serie van vier boeken over de toekomst van internet. Onderzoek daarvoor hebben we samen met Elon University in North Carolina gedaan. Intussen zijn we met een vijfde boek bezig dat begin 2013 uitkomt. Ik zal dus maar de trends en uitkomsten van alle vijf delen samenvatten.’

‘In de eerste plaats treden nu al flinke veranderingen op in de “gadgets” die mensen gebruiken en in onze interactie met technologie. Denk aan spraakherkenning, aansturing van media via onze bewegingen, het “internet of things” en “ubiquitous computing” (het in allerlei – ook alledaagse – apparaten toepassen van rekenkracht). Die ontwikkeling wordt in de toekomst nog veel sterker. Zoeken naar tekst ontwikkelt zich tot zoeken naar beeld en video. Gezichtsherkenning werkt al en leidt in de nabije toekomst misschien al tot heel andere interactie met mensen. Miljarden mensen en apparaten die met elkaar in verbinding staan, gaan onvoorstelbare hoeveelheden data genereren. Daardoor krijgen we te maken met nieuwe analysemethoden, waarmee mensen, bedrijven en overheden elkaar in de gaten kunnen houden, gedrag kunnen voorspellen en patronen kunnen ontdekken, van epidemieën tot economische trends of consumentengedrag.’

‘Ten tweede is er voortdurend sprake van maatschappelijke en politieke dynamiek, als mensen zich aanpassen aan een meer digitale levenswijze. Beleid rond intellectueel eigendom is in beweging: wie is eigenaar en hoeveel kan gratis gebruikt worden? Beleid rond privacy en identiteit staat onder druk, nu men zoveel informatie over zichzelf deelt via sociale media en steeds meer over mensen kan worden afgeleid uit hun browsegedrag, creditcardgebruik en andere automatisch geregistreerde persoonlijke gegevens. In een situatie van directe wereldwijde communicatie proberen bovendien culturen zichzelf te definiëren. Hoe kun je wetten afdwingen die Holocaustontkenning bestraffen? Wanneer is er sprake van smaad jegens een bepaald geloof? Hoe beschermen we kinderen tegen blootstelling aan pornografie of pedofilie? En – wat minder bedreigend – hoe gaan we om met sociale normen: etiquette rond gebruik van mobieltjes, hoffelijkheid in mailgedrag, gêne bij het publiekelijk aanhoren van intieme telefoongesprekken.’

‘Ten derde bestaat er nog geen consensus of technologische vooruitgang de situatie voor de mens verbetert of niet. Sommige experts verwachten dat mensen toleranter worden als ze in aanraking komen met afwijkende ideeën. Andere experts geloven dat mensen zich blijven organiseren in gelijkgestemde stammen en dat de technologie zulk “tribaal” gedrag zelfs voedt. Sommigen maken zich zorgen dat de “bedrading” van onze hersenen verandert onder invloed van een levenswijze met snelle reflexen en voortdurende informatie overload. Zij zijn bang dat we makkelijker afgeleid zijn en ons niet meer kunnen concentreren op meer intellectuele bezigheden. Anderen denken dat we ons wel aanpassen. Dat we nog betere zoekers worden, die nog beter tot synthese van gevonden informatie en tot snellere en betere beslissingen komen.’

‘Een vierde trend is dat al lang bestaande instituties verder ondergraven worden door het nieuwe media-ecosysteem. Afgelopen week had ik een interview over de oorzaken van een ontslaggolf in de Amerikaanse wenskaartindustrie. De reden is dat men daar net zo veel last heeft van veranderd communicatie- en sociaal gedrag als de posterijen, kranten, platenmaatschappijen, reisbureaus en… ja… ook bibliotheken en veel andere bedrijfstakken. Het businessmodel waarop ze in de pre-internettijd floreerden, werkt niet meer. Fundamentele activiteiten, van een praatje maken tot geld overmaken, werken anders.’

‘Als vijfde factor: aanjagers van technologische verandering blíjven werkzaam. Rekenkracht van chips verdubbelt nog elke 18-24 maanden, terwijl de kosten blijven dalen. Opslagcapaciteit en -middelen worden net zo snel beter en goedkoper (ook in de cloud). Radiogolflengtes worden efficiënter gebruikt, zodat mobiele apparaten meer materiaal sneller kunnen ontvangen en verzenden. Beeldschermen worden beter. Hierdoor is de invloed van de technologische veranderingen op de innovatie van apparaten, apps en diensten nog sterker geworden dan tien jaar geleden. Er zijn steeds nieuwe dingen te bestuderen en invloeden te onderzoeken. Ik voel me uiterst bevoorrecht dat ik me in deze onderwerpen kan verdiepen in een periode met zulke revolutionaire ontwikkelingen.’

Eric Sieverts is redacteur van InformatieProfessional.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 11 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen