Interview met Harry Verwayen (Europeana): ‘Europeana wil niet hip zijn’

Europeana, het Europese initiatief voor het beschikbaar maken van digitaal erfgoed, heeft in sommige kringen een wat stoffig imago. Hoe erg vindt Harry Verwayen, business development director van Europeana, dat eigenlijk? InformatieProfessional voelde hem aan de tand over ontwikkelingen rond digitaal erfgoed in Nederland en daarbuiten. ‘Natuurlijk hoeft die archivaris die er al twintig jaar zit niet te gaan twitteren, maar het zou wel helpen als hij een andere taal leert spreken.’

Door: Pepijn Lemmens

‘Angst voor controleverlies is onze grootste vijand. Zeker in de archiefwereld is de neiging groot om controle uit te oefenen over hoe lang een artikel beschikbaar moet blijven, hoe dat toegankelijk gemaakt moet worden, et cetera. Maar controleverlies is onvermijdelijk in de digitale wereld, en als je niet meegaat met ontwikkelingen, is relevantieverlies onvermijdelijk. Dan zullen jouw en mijn kinderen heel veel dingen gaan tegenkomen op internet, maar niet de dingen waarvan we ooit hebben besloten: “Dat is echt hét relevante materiaal voor ons collectieve geheugen.” Dan vinden ze op YouTube allerlei derderangs zooi, terwijl het mooie materiaal in kluizen in Hilversum ligt. Het loslaten van die controle en angst, dat is dé radicale verandering die we met z’n allen zullen moeten doormaken,’ aldus Verwayen.

‘Het Rijksmuseum heeft daarin een gigantische stap gemaakt, die valt niet te onderschatten. Zij hebben gezegd: we gaan ons materiaal open toegankelijk maken, maar ook: we gaan ze in de hoogst mogelijke resolutie zo ver mogelijk openzetten, want wij denken dat ons dat uiteindelijk niet gaat schaden, maar gaat baten. “Ja, maar als iemand er dan zelf een poster van drukt?” Dat is peanuts vergeleken met wat het aan goodwill oplevert. Het is een andere manier van denken over je kapitaal.’

‘Het Rijksmuseum is natuurlijk heel groot, maar ik denk dat juist kleinere instituten er baat bij hebben dit voorbeeld te volgen. Als een kleine instelling kan laten zien dat er niet alleen veel bezoekers zijn, maar ze hebben ook online in mijn collectie gezocht of erop gereageerd, daheeft zo’n instelling weer munitie om naar sponsoren te gaan en te zeggen: “Kijk, die investering van jullie is dit waard.” Zo wordt maatschappelijke waarde ook financiële waarde.’

Hoe ziet het businessmodel van erfgoed er precies uit? Waar zit die waarde?

‘We geloven hier bij Europeana allemaal dat open toegankelijkheid van ons erfgoed voor alle Europese burgers een culturele, sociale, emotionele waarde heeft. Als ik beter begrijp hoe een Bulgaar cultureel in elkaar steekt, dan creëert dat sociale cohesie in Europa die een onschatbare waarde heeft. Dat is het belangrijkste. In financieel opzicht kun je denken aan kostenreductie: Europeana kan voor culturele instituten producten en diensten bieden. Denk bijvoorbeeld aan een gedeelde cloudinfrastructuur, waarmee instellingen hun kosten kunnen drukken. Dat is ook “winst”.’

‘Overal gaat de publieke geldkraan dicht. “Ga het maar ergens in de markt zoeken” is het devies. Ik denk dat dit heel gevaarlijk is. Ik vind dat als je een publieke functie hebt, je je moet kunnen focussen op die publieke functie. En dat vind ik veel belangrijker dan een paar snelle knaken proberen binnen te halen. Je komt dan al heel snel in een spagaat: ik wil de dingen wel open toegankelijk maken, maar dat ga ik niet doen, want ik moet er geld mee verdienen, dat lukt niet als ik het allemaal gratis weggeef. Dan kom je met z’n allen in een impasse waar je niet snel meer uitkomt.’ ‘Op dit moment komt de financiering van Europeana voor 90 procent van de EU en 10 procent komt van ministeries van lidstaten, en voor het binnenhalen van die gelden moeten we hard werken. We streven ernaar dat 10-15 procent van onze inkomsten door derden wordt ingebracht, al was het maar omdat dat naast een sociale behoefte ook een gebruikersbehoefte aantoont. Maar ik ben daar altijd erg voorzichtig in: we moeten ons niet laten afleiden. Ik wil niet dat ik de helft van de mensen hier sponsorgeld moet gaan laten binnenhalen; dan kunnen we niet effectief doen waarvoor we zijn opgericht.’

‘De principes waar wij op koersen is dat als we in Europa ons erfgoed toegankelijk maken, we met z’n allen nieuw kapitaal creëren. Het idee dat daar hele industrieën op zouden kunnen ontstaan, begint pas de laatste jaren vorm te krijgen. De creatieve industrie is misschien nog niet heel groot, maar wel een van de snelst groeiende in Europa.’

Je zit hier nu een goede drie jaar. Wat zie je als het belangrijkste succes?

‘We hebben een netwerk opgebouwd van zo’n 2500 instituten en daarbuiten nog iets van 800 denktanks, consultancies, creatieve bedrijven die zich allemaal verbonden voelen met het idee Europeana. Dat platform biedt hen de gelegenheid om buiten hun directe doelgroep te praten. Denk aan een bibliothecaris en een archivaris. Je denkt van de buitenkant, dat is één pot nat, maar die praten niet van nature met elkaar. Europeana biedt een platform om dat wel te doen.’

Het meer denken vanuit waarde en vanuit andere manieren om die waarde te creëren, wat heeft dat voor gevolgen voor informatieprofessionals?

‘Ik had hier laatst een paar jongens van het BBC-archief over de vloer. Nou, je hebt echt het gevoel dat je in een soort Silicon-Valley-meets-de-kraakscene terechtkomt. Gasten met blauw haar die alles weten over coding, social media, et cetera. Je moet, denk ik, als organisatie een paar van dat soort mensen in je pand hebben rondlopen. Dat betekent niet dat de archivaris die er al twintig jaar zit ineens ook moet gaan twitteren. Dat wordt heel snel geforceerd, daar wordt niemand blij van. Maar je zit met je instituten wel in een transformatieproces. Om het plat te zeggen: je hebt min of meer vijfhonderd jaar lang hetzelfde kunnen doen en in tien jaar word je gevraagd om compleet te veranderen. Dat gaat natuurlijk gepaard met piepen en kreunen.’

‘Die archivaris en die jonge internetactivist in een erfgoedinstelling kunnen veel van elkaar leren: de een zal meer begrip krijgen dat de nieuwe media heel vluchtig zijn. Het is leuk, maar hoe ga je dat nu eens netjes bewaren voor de komende driehonderd jaar? En die door de wol geverfde archivaris gaat meer begrip krijgen voor toegankelijkheid: wat zijn de huidige behoeftes op het gebied van digitale archieven? Je moet een nieuwe gemeenschappelijke taal ontwikkelen, leren goed samen te werken, meer mensgericht dan inhoudsgericht. Een bibliothecaris die een goede workshop kan geven, dat zie ik als ideaal.’

Europeana heeft in de erfgoedsector een grote naamsbekendheid, maar niet altijd een even positief imago. Een klein rondje langs informatieprofessionals bij erfgoedinstellingen levert termen op als ‘saai’, ‘stoffig’, ‘vergaarbak’. Vind je dat erg?

‘Dat mensen ons soms moeilijk, ingewikkeld vinden, daar heb ik veel begrip voor. Saai en stoffig veel minder. Nederland heeft echt een voortrekkersrol in Europa op het gebied van erfgoed. Europeana is natuurlijk veel meer gemiddeld, we zijn het gemiddelde van wat Europa te bieden heeft. Als je het aan Nederlanders vraagt, bijvoorbeeld bij het Instituut voor Beeld en Geluid, dat zijn allemaal hippe voortrekkers, daar is Europeana niet spannend, nee. Ik snap ook wel dat we een beetje Europese uitstraling hebben, en dat voelt bijna per definitie als stoffig.’

‘Europeana wil niet hip zijn, maar wel toegankelijk. Het maakt me niks uit als driehonderd miljoen Europeanen niet weten wat Europeana is, maar ik wil wel dat een groot gedeelte van de creatieve industrie en iedereen in de culturele industrie weet wat Europeana is en daar iets zinvols uit kan halen. Dat betekent wellicht dat we geen apps gaan bouwen om eindgebruikers te bereiken, maar wel dat we een open source-app ontwikkelen, waarvan ik de code voor iedereen beschikbaar kan maken, plus de kennis daarover. Dan wil ik afgerekend worden op het aantal apps dat met die code is gebouwd, en hoeveel leuke dingen instellingen daarmee hebben kunnen doen.’

Europeana is nu vooral nog bekend als portal. Hoe ziet de toekomst eruit?

‘Ik zou toe willen naar een situatie waar Europeana niet één organisatie is die spullen vraagt aan organisaties en die weer doorzet naar allerlei andere organisaties, maar een meer op cultural commonsprincipes gebaseerde omgeving waarbij we met z’n allen het gevoel hebben dat we voordeel behalen, zowel burgers als instituten. Daartoe nemen we nu stappen. Het project Europeana Cloud zal daarvan de voorbode zijn.’

‘Ik streef naar een meer API-gebaseerde business,* meer zoals Facebook en Twitter, waar anderen diensten kunnen ontwikkelen op basis van de data die wij hebben verzameld. Die portal was nodig om al die instituten erbij te betrekken, maar is in zichzelf niet spannend. Maar wij bouwen wel de beste API’s, we bouwen structuren en sites die andere instituten kunnen gebruiken, zodat ze zelf niet meer hoeven te investeren. We coördineren het oplossen van problemen op het gebied van bijvoorbeeld auteursrecht. Ik denk dat wij als facilitator in staat zijn problemen op te lossen die landen en instituten zelf veel moeilijker zouden kunnen aanpakken.’

*API staat voor Application Programming Interface, een structuur waarmee applicaties en websites op een gestandaardiseerde manier data kunnen uitwisselen en (her)gebruiken.


Europeana op DISH2013

Europeana is een van de medeorganisatoren van Digital Strategies for Heritage (DISH), het internationale congres over digitaal erfgoed op 2 en 3 december in Rotterdam (zie rubriek Agenda op pagina 39). DISH2013 wordt vooraf gegaan door de Annual General Meeting van Europeana. De eerste dag van DISH2013 wordt afgesloten met een netwerkborrel die toegankelijk is voor zowel deelnemers aan DISH2013 als Europeana-leden. Daarnaast zal Europeana enkele masterclasses en workshops verzorgen over onder meer businessmodellen in erfgoed en community building.


Pepijn Lemmens is redacteur van InformatieProfessional.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 8 / 2013. Het gehele nummer kun je hier lezen