Interview: Shannon Mattern: ‘Het is nog altijd erg belangrijk om de midden- en hogere klassen bij de bibliotheek te betrekken’

Onlangs was Shannon Mattern, associate professor bij de New School in New York, even in Nederland. Frank Huysmans sprak met Mattern over haar wetenschappelijke werk, waarbij ze – vanuit het perspectief van de bibliotheek – design en de geesteswetenschappen met elkaar verbindt. Ook aan bod kwamen de huidige rollen van de bibliotheek en de bibliotheekorganisaties die wat al te graag in het voetspoor van Silicon Valley willen treden.

Door: Frank Huysmans

Allereerst: hoe zou je je werk aan de new school omschrijven?

Mijn specialisatie is dat ik eigenlijk geen echte specialisatie heb. Ik ben behoorlijk vrij in wat ik kan doen nu ik een vaste aanstelling heb als associate professor bij de New School in New York. Maar wat ik echt leuk vind is design te verbinden met de invalshoek van geesteswetenschappen. Data, informatie en kennis dragen intellectuele vormen en infrastructuren in zich, die al dan niet samenvallen met fysieke vormen en infrastructuren. Dit onderwerp heb ik op verschillende niveaus bekeken en het loopt als een rode draad door mijn werk. Zonder dat we ons ervan bewust zijn is in een gebruikersinterface zoals die van een touchscreen, een bepaalde ideologie of systeem van waarden vervat. Je kunt namelijk als gebruiker bepaalde instellingen aanpassen, maar andere weer niet, omdat dit door ontwerpers en programmeurs voor jou wordt bepaald.’

‘Momenteel houd ik me bezig met het ontwerp van meubels die we door de eeuwen heen hebben gebruikt om media in of op te zetten. In eerder werk heb ik ook naar bibliotheekgebouwen gekeken, dat wil zeggen: naar architectuur. Het is ook mogelijk om op het niveau van een hele stad of een heel land de organisatie van informatie te bestuderen. Te denken valt bijvoorbeeld aan gedeelde boekencollecties of sorteermachines, lokale knooppunten in een grote infrastructuur die meerdere steden of vestigingen bedienen.’

Je ziet veel overeenkomsten tussen bibliotheken en de andere onderwerpen waar je aan werkt?

‘Ja, zeer zeker. De uitdaging waar ik voor sta is studenten ervan te overtuigen dat bibliotheken raakvlakken hebben met mediastudies. Of dat bibliotheken interessant zijn om te bestuderen, bijvoorbeeld vanuit het perspectief van architectuur, of ook vanuit programmeren. De laatste paar jaar is er in New York een aantal belangrijke projecten geweest die bibliotheken op de kaart hebben gezet bij architecten en designers. Zij zijn zich ervan bewust geworden dat bibliotheken een mooie plek zijn om hun vaardigheden en experimenten op los te laten. En dat dit gebeurt in de context van de samenleving, niet in die van een commercieel bedrijf.’

In je artikel ‘Library as infrastructure’ werp je de vraag op welke ideeën, waarden en sociale verantwoordelijkheden de bibliotheek vertegenwoordigt. Welke zijn dat volgens jou?

‘Je kunt verschillende soorten bibliotheken met elkaar vergelijken, dan zie je die waarden vanzelf. Of je kunt het Amerikaanse bibliotheeksysteem, dat geworteld is in principes als “vrijheid van meningsuiting”, “vrije toegankelijkheid”, “vrijheid van informatie” en “geïnformeerd democratisch burgerschap”, vergelijken met dat in andere landen waarin de bibliotheek op andere ideologische waarden is gegrondvest.’

Maar als je het op New York betrekt?

‘Dan gaat het niet alleen over intellectuele waarden en goed geïnformeerde burgers. Je moet ook een soort informatiegeletterdheid ontwikkelen. Hiermee bedoel ik niet alleen dat mensen met computers kunnen omgaan, maar ook dat zij zich bewust zijn van een heleboel politieke en economische thema’s rond toegankelijkheid, privacy en monitoring door de overheid. Dus mensen helpen begrijpen hoe informatie-infrastructuren in elkaar zitten, wie hun data beheert, en hoe die informatie verder gebruikt kan worden. Dat is essentiële kennis in deze tijden.’

‘Daarnaast dragen bibliotheken sociale waarden uit. Zo springen ze vaak bij als welzijnsorganisaties het moeten laten afweten, bijvoorbeeld vanwege ontoereikende financiering. En bibliotheken staan ook voor culturele waarden. Dat zie je bijvoorbeeld wanneer men ernaar streeft de bibliotheek een van de coolste plekken te maken om in een stad naartoe te gaan. De grote leeszaal, de Rose Main Reading Room, van de New York Public Library aan 42nd Street is wat mij betreft zo’n plek. Deze leeszaal is nu gesloten omdat een van de rozetten naar beneden is gekomen en het plafond nu wordt gerestaureerd. Over culturele waarden gesproken: sommigen zien dit incident als een teken van de teloorgang van de bibliotheek.’

In je werk speel je met metaforen voor de bibliotheek, en maak je gebruik van concepten als ‘platform’, ‘infrastructuur’ en ‘plaats’. Zo schrijf je ergens dat een ‘platform’ een te plat concept is. Kun je dat toelichten?

‘Metaforen brengen connotaties met zich mee die politieke implicaties kunnen hebben. Sommige bibliotheken in de VS halen hun inspiratie uit Silicon Valley. Zij zeggen: als we onszelf nieuw leven willen inblazen, of als we willen laten zien dat we nog steeds relevant zijn in een digitale mediacultuur, dan moeten we “doorontwikkelen” en “actief zijn” en “innoveren”! Maar ik denk dat innovatie dan een doel op zichzelf wordt.’

‘Silicon Valley heeft van de term “platform” een marketing buzzword gemaakt door het overal voor te gebruiken. Platform kan dan wel een goede term zijn om aan te duiden dat je op bibliotheken kunt steunen en dat je erop voort kunt bouwen, maar het woord “platform” daagt je niet uit om te begrijpen wat er onder dat platform schuilgaat. En zoals ik al zei moet een bibliotheek niet alleen informatiegeletterdheid en andere vormen van geletterdheid bevorderen, maar mensen ook uitleggen welke rechten ze hebben, bijvoorbeeld het recht om die infrastructuur mede vorm te geven. Daarom vind ik de “infrastructuur”- metafoor rijker dan “platform”.’

Wat kunnen mensen dan eigenlijk bouwen op zo’n platform, volgens jou?

‘Dat kunnen allerlei dingen zijn. Kennis natuurlijk. Ze kunnen zichzelf “aan hun schoenveters optrekken”, zoals het narratief uit de Verlichting het uitdrukt – dat overigens een groot deel van de Amerikaanse bibliotheekgeschiedenis uitmaakt. Sommige bibliotheken zien zichzelf dus als onderdeel van de technische en bedrijfsmatige ontwikkeling, in het voetspoor van Silicon Valley. Andere helpen startups zichzelf doorontwikkelen. En een aantal bibliotheken zijn een vaste plek voor buurtgroepen, leesclubs, theater- en dansgroepen, medialabs. Ook voor hacker labs en maker spaces, al sta ik daar soms wat kritisch tegenover. Maar als je die labs en spaces goed laat aansluiten bij de missie van de bibliotheek, past het natuurlijk heel goed bij het idee van de bibliotheek als platform.’

Je bent kritisch over Silicon Valley, merk ik, vooral wanneer bibliotheken er onnadenkend hun ideeën vandaan halen.

‘Ik vind dat ze in te veel dingen gestuurd worden door technofetisjisme en opportunistische “oplossingsretoriek”. Je kunt de grote wereldproblemen echt niet alleen met technische oplossingen te lijf gaan. Maar als je het vanuit een ander waardensysteem doet, kun je er als bibliotheek wel je voordeel mee doen. Denk aan het bouwen van een digitaal archief door en voor de gemeenschap. Dat gaat niet over geld verdienen en persoonlijke data verzamelen, die je dan vervolgens doorverkoopt aan adverteerders. Het gaat er puur en alleen om de gemeenschap een manier te aten vinden om haar verschillende stemmen bijeen te brengen. En zo een gemeenschapsgevoel tot uitdrukking te brengen en vorm te geven aan een verzamelplaats voor het collectieve geheugen van de gemeenschap.’

Openbare bibliotheken komen voort uit een negentiende-eeuws denken dat ‘social engineering’ wordt genoemd. Hier in Nederland konden architecten en stadsplanners in de polders helemaal vanaf nul beginnen en probeerden ze met stadinrichting en architectuur de bewoners tot betere mensen te maken. Hebben we inmiddels een set recepten waarvan we weten dat ze echt werken?

‘Er is in Amerika een kritische benadering die met een door Foucault geschoolde blik naar bibliotheken kijkt, “het disciplineren van volgzame onderdanen”. Denk ook aan het “Amerikaniseren” van immigranten: ze dingen leren die ze moeten weten om een Amerikaan te kunnen zijn, een goede en productieve arbeider bijvoorbeeld. Die politieke motivatie heeft zeker een rol gespeeld in de Amerikaanse bibliotheekgeschiedenis en moet vooral niet onder het tapijt worden geveegd.’

‘Maar er is ook veel voor te zeggen dat een instituut als de bibliotheek veel goeds voortbrengt. Door structuur en middelen te bieden, maar mensen zelf te laten beslissen wat ze er voor goeds mee doen. Die omslag zie je ook in het vak van bibliothecaris zelf. Vroeger probeerde je iedereen naar het lezen van goede of in ieder geval respectabele literatuur te begeleiden. En nu heb je gebruikersgestuurde collectievorming en leg je je erbij neer dat je niet iedereen na een paar jaar lidmaatschap tot het lezen van Plato zult hebben verleid.’

Er is een discours, veelal verwoord door uitgevers, dat de openbare bibliotheek zich niet zou moeten richten op mensen uit de midden- en hogere klassen, omdat die best hun eigen boeken kunnen kopen en abonnementen kunnen betalen. Wat vind jij van dit standpunt?

‘Ik vind dat bibliotheken er zijn om de bevolking in de volle breedte te bedienen. Wel is hun speciale aandacht voor achtergestelde groepen een belangrijk punt. Hoewel de hogere- en middenklassen inderdaad zich uiteraard best hun Netflix- en Spotify-abonnement kunnen veroorloven, vind ik het nog steeds erg belangrijk deze groepen bij de bibliotheek te betrekken. Al was het maar om de bevoorrechten te vragen hun kennis en vaardigheden met de bibliotheek en minderbedeelde gebruikers te delen.’

In Nederland staan openbare bibliotheken sterk in het teken van leesbevordering, leesplezier, stimulering van de lees- en literaire cultuur. Jij noemde eerder een reeks activiteiten waarvan hier – naar ik verwacht – de grote meerderheid vindt dat ze niet in de bibliotheek thuishoren.

‘Veel Amerikanen zijn dat met ze eens. Er is een generatieverschil, vermoed ik. Oudere generaties zien er het nut niet van in, maar de jongere generatie staat meer open voor “doen” en “maken”. Zij zien “dingen maken” eerder wel als een intellectuele activiteit, als een belichaming van kennis. Ze leren van pedagogische denkbeelden die nu in zwang zijn dat je kunt ‘kennen’ met je lichaam. Dat er een rechte lijn loopt van het lezen van boeken over bewegen en gezondheid naar het toepassen van die kennis tijdens een yogacursus in de community room van de bibliotheek. Maar anderen zien dat dus weer als een totaal overbodige activiteit en een verspilling van gemeenschapsgeld.’

‘Etnografisch onderzoek in enkele etnische buurten in New York heeft overigens heel mooi aangetoond dat dit soms ook andersom werkte – wat deze stelling over generaties tegenspreekt. Zo was er een groep mensen die zich bezighield met koken en kookboeken. Zij hielden dan in de bibliotheek een kookwedstrijd. En er was een kookdemonstratie door Italianen over hoe je spaghetti maakt. Die kennis werd zo van oudere op jongere generaties overgedragen. Dat is, net als die yoga, een manier om kennis in de praktijk te brengen. En het is tevens een manier voor bibliotheken om die plek te zijn waar lokale kennis samenkomt.’


Wie is…

Shannon Christine Mattern is associate professor (universitair hoofddocent) aan de New School in New York, een universiteit voor geesteswetenschappen, sociale wetenschappen en design. Dit semester is ze senior fellow aan de Bauhaus Universität in Weimar. Ze schreef haar masterscriptie over de spreiding van bibliotheekvestigingen en promoveerde op de ontwikkeling en het ontwerp van de centrale bibliotheek in Seattle. In 2007 publiceerde ze het boek The New Downtown Library (zie tinyurl.com/hxc5szj). Ze schrijft voor diverse tijdschriften. Een aanrader is haar artikel ‘Library as infrastructure’ in het tijdschrift Places (zie tinyurl.com/oll6ubd). Daarnaast is ze actief op het snijvlak van wetenschap, praktijk en design/architectuur van bibliotheken, archieven en andere media- en informatie-instituties.

Blog: wordsinspace.net Twitter: @shannonmattern


Frank Huysmans is bijzonder hoogleraar bibliotheekwetenschap aan de UvA, zelfstandig onderzoeker en adviseur bij WareKennis en redacteur van IP.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 5 / 2016. Het gehele nummer kun je hier lezen.