Door Ton van Bedaf
Als een museum een zo diepgravend mogelijke focus op één thema legt, kan een kennis- of expertisecentrum over dat thema een stimulans zijn voor alle betrokkenen om informatie beter te ontsluiten, te verdiepen en te verrijken, en meer verhalen te vertellen op basis van de museale inhoud. Archiefstukken en de verhalen hieruit voortvloeiendlaten zich vervolgens als collectie gebruiken, zo betoogt Ton van Bedaf.
Sinds het begin van de coronapandemie zijn Nederlandse musea een groot deel van hun reguliere bezoekers ‘verloren’ en potentiële bezoekers misgelopen, en zoeken ze naar andere, nieuwe manieren om relevant te blijven. Intussen is de rol van deze bezoekers in de beoordeling en interpretatie van musea en hun diensten, en in de ideeënuitwisseling met deze instituten, steeds belangrijker geworden. Groei van musea in de breedte vraagt om meer menskracht, groei in de diepte kan veelal met het huidige personeel. De verplichte sluiting tijdens de lockdowns bood en biedt mogelijkheden om aanwezige informatie en medewerkers dichter tot elkaar te brengen. Bijvoorbeeld met een kennis- of expertisecentrum.
Niet integraal ontsloten en doorzoekbaar
Veel musea lijken op elkaar, maar uiterlijke schijn bedriegt. Een heldere focus op de eigen ontstaansgeschiedenis bracht ze waar ze nu zijn: het geheugen als een spiegel voor onze maatschappij. Kennis, waardering en beleving brengen verbinding in de samenleving door samen van geschiedenis te genieten en deze te verrijken.
De missie van een museum is zichzelf en zijn aandachtsgebieden voor een breed publiek toegankelijk maken, en daarmee zo veel mogelijk bezoekers inspireren en hun kennis verdiepen. Door de presentatie van een programma van tentoonstellingen, activiteiten en informatie vergroot en versterkt het museum zijn aantrekkingskracht. Internet, databases, bewust verzamelde bibliothecaire documentatie en onbewust uit processen verkregen archiefdocumenten bevatten samen een enorme hoeveelheid informatie over de context van de museale inhoud.
Deze inhoud is echter vaak onvolledig en niet integraal ontsloten en doorzoekbaar. Hier ligt een uitdaging voor musea: verdiep de focus op de eigen ontstaansgeschiedenis. Door de aanwezige informatie met elkaar te verbinden en voor geïnteresseerden raadpleegbaar te maken, kan een enorme verdiepingsslag worden gemaakt en kunnen nu nog onbekende verhalen worden verteld.
Verdiepen en verbinden
Elk museum met een gefocuste specialisatie op het gebied van historie, kunst of verzameling zou een kenniscentrum moeten hebben ingericht. Niet alleen als katalysator van verdere verdieping van de materie, maar zeker ook als verbindende factor tussen geïnteresseerden. De rijkdom aan ontsloten documentatie die wordt bewaard, laat zich ook op museale wijze inzetten, met nieuwe gedestilleerde verhalen en de focus op tijd en proces waarin de archiefstukken zijn ontstaan.
Informatievoorziening kent vele stadia en vormen tijdens het verkrijgen, verwerken en ordenen van digitale en fysieke informatie. Boeken worden bewust verzameld, informatie op internet wordt bewust geschreven, en archivalia ontstaan onbewust als gevolg van alle handelingen van het museum als onderneming enerzijds en een avontuurlijke zoektocht naar invullingen anderzijds. Een thema als ‘geesteswetenschappen’ is veel te ruim, een thema als ‘Amsterdamse School voor architectuur’ nodigt uit tot verdieping. Hoe meer het museum onlosmakelijk verbonden is met het gedachtegoed aangaande een specifiek thema, hoe meer een kenniscentrum er werkelijk waarde aan kan toevoegen.
Collectie koppelen aan archief
Wie archiefinformatie over erfgoedobjecten mag ontsluiten, heeft invloed op de kwaliteit van ons collectief bewustzijn. Uit het informatiebeleidsplan moet blijken of het vergroten van het gebruik van het digitaal erfgoed – de kansen om het te herijken met andere invalshoeken of met nieuwe kennis en inzichten – het doel is.
Museale collecties worden creatief hergebruikt in wisselende samenstellingen. Van archiefinventarissen wordt verondersteld dat deze een onveranderbare structuur aan verwijzingen horen te zijn, terwijl het laten meebewegen met toekomstige wensen en inzichten verstandiger is. Een bibliotheek laat zich catalogiseren, een archief echter moet zich laten interpreteren alvorens geïnventariseerd te kunnen worden. De archivaris kan de voorhanden zijndeerfgoedinformatie voldoende op waarde schatten voor nu, maar dient ruimte open te laten voor tussenvoegingen door toekomstige generaties. Belangrijk is om steeds opnieuw met een nieuwsgierige blik naar het erfgoed te kijken dat in bibliotheken en archieven verscholen zit. Onze kijk op informatie wijzigt immers steeds als gevolg van onze veranderende wereld; nieuwe verhalen laten zich steeds weer destilleren.
Er is nu veel museale inhoud nog niet ontsloten, of in elk geval niet diep genoeg. Via een archief kan veel van het museaal gepresenteerde in de juiste context worden geplaatst. Terwijl de collectie de museale essentie samenvat, herbergen alle archiefdocumenten samen het totaalverhaal. De vroegere wijze van het ontsluiten van archieven was meer gericht op het uitbrengen van een inventarisboekje. De inventaris in een spreadsheetprogramma integreren in een collectie-inventarisprogramma opent een wereld aan mogelijkheden om alles integraal te ontsluiten.
Gezamenlijke mappenstructuur
Huidige archieven worden digitaal opgebouwd, maar hierin schuilt ook een gevaar. Denk aan tijdelijke medewerkers die na hun project afscheid nemen en researchmateriaal onontsloten achterlaten, of aan relevante bijlagen die in e-mails een onopvallend leven leiden. Iedereen archiveert Office-bijlagen, al dan niet los van de e-mail waarin ze kwamen, die research-, collectie- en/of tentoonstellingsinformatie bevatten. Als er geen leiding wordt gegeven aan een gezamenlijke mappenstructuur, zal vrijwel niets goed in zijn historische of procesmatige context te reconstrueren zijn. Een informatiebeleidsplan moet meer regelgevend zijn richting elke medewerker en bovendien ingaan op de wijze van archiveren ter ondersteuning van het beheer en behoud van cultureel erfgoed.
Van informatiebalie naar kenniscentrum
Een museum dat slechts bevraagd wordt over genealogisch getinte onderwerpen (‘Was mijn vader wel of niet aan boord van een missie?’) hoeft alleen maar zijn data in een database te zetten. De museumwinkel, de lunchroom of de entreekassa vormen anno nu, samen met de rondleiders, veelal de ‘informatiebalie’ van het museum. Ieder leert een deel van het museumverhaal – tot aan zijn of haar vertrek. Een kenniscentrum echter gaat verder en kan bijdragen aan de duurzame realisatie van de doelstellingen van het museum: centraal gekoesterde kennis steeds meer verrijken en daarmee een zo breed mogelijk publiek inspireren.
Het diepgaand verrijken van informatie is relevant voor de bijdrage aan het werk van curatoren om het publiek te informeren over de keuzes die tijdens de samenstelling van de tentoonstelling zijn gemaakt. Om informatieve verhalen te vertellen vanuit het museumgedachtegoed, en om studies te ondersteunen die nodig zijn om nieuwe onderzoeken en tentoonstellingen vorm en inhoud te geven.
De waarde die het hebben van een fysiek kenniscentrum kan toevoegen, is:
- verdiepende en verbeterde informatievoorziening en dienstverlening voor alle geïnteresseerden;
- vergaande ontsluiting van tot op heden minder toegankelijke tekstuele, audio- en video-informatiebronnen;
- verrijking van het erfgoed door geïnteresseerden te stimuleren kennis bij en collectie aan te dragen;
- kunnen uitvoeren van onderzoek, onder andere voor de museale inhoud die buiten het museum wordt gedeeld;
- verlevendigen van immaterieel erfgoed;
- positief stimuleren van het museumimago op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau door zich te profileren als expertisecentrum;
- op een lijn brengen van de medewerkers rond het museale gedachtegoed.
Positionering en bemensing kenniscentrum
Neem voor een kennis- of expertisecentrum een ruimte binnen het museum die zich laat inrichten met een leestafel, met daarop relevante lectuur, daaromheen informatieve objecten aan de muren en in de kasten, en het liefst dicht bij de museumwinkel waar boeken vol informatie verkrijgbaar zijn. Audiovisuele middelen kunnen waardevolle en aantrekkelijke toevoegingen zijn. Reproducties van bijzondere archiefdocumenten, schappen met boeken, foto’s rondom en een koffiemachine kunnen het kenniscentrum verlevendigen. Vrijwilligers, stagiairs, onderzoekers, tekstschrijvers, curatoren, bibliotheek- en archiefliefhebbers kunnen een rol spelen in de bemensing.
Het is waardevol een kenniscentrum voor publiek toegankelijk te maken en onderdeel te laten zijn van de wijze waarop het museumthema wordt gepresenteerd en verrijkt. Maar een museum kan het ook inzetten als trainingscentrum voor eigen medewerkers die een vooropgezet programma doorlopen zodat iedereen van hetzelfde op de hoogte is.
Kennis (her)gebruiken en exploiteren
Het naar buiten communiceren van het bezitten van een kenniscentrum schept verwachtingen, maar trekt ook geïnteresseerden aan die informatie kunnen interpreteren of toevoegen. Kennis verkopen als een verdienmodel is een mogelijkheid, maar dit zal niet gauw gebeuren; het netwerk uitbreiden en het imago vergroten echter wel, zeker als in het kenniscentrum de keuzes van de curator(en) voor de huidige tentoonstellingen worden uitgediept.
We zullen pas later weten of het kenniscentrum volwaardig naast de collectie kan bestaan, en of de over en weer verwijzingen voor museumgasten voldoende toegevoegde waarde hebben. Omdat de aandacht geregeld naar het ontwikkelen van de volgende tentoonstelling gaat voordat de huidige het verzadigingspunt heeft bereikt, is het echter belangrijk om te beseffen dat alle informatie over de vorige tentoonstelling nog exploitabel is. Juist omdat die bij bezoekers nog vers in het geheugen ligt. Er is een verdienmodel denkbaar voor het beheren, ontsluiten en exploiteren van de culturele-erfgoedfunctie wanneer de keuzes van de curator centraal staan.
Ton van Bedaf werkte jaren in Achmea’s documentmanagement en gaf les bij GO, nu is hij pleitbezorger voor betere fysieke ontsluiting van museale archieven.
Deze bijdrage komt uit het digitale magazine IP #1/2022. Klik op de onderstaande button om het hele nummer te lezen.