Wisselcolumn: Ontbundeling

Door: Miriam Rasch

Op woensdagmiddag naar de sigarenboer wandelen om vervolgens met de nieuwe Vrij Nederland quasinonchalant onder de arm naar het café te gaan: ‘Kijk, dit ben ik’. Het klinkt in meerdere opzichten ouderwets: naast de sigarenboer en het café op woensdagmiddag natuurlijk vooral vanwege het papieren tijdschrift dat haast letterlijk fungeert als lijfblad.

Ik hoorde de anekdote tijdens een panelgesprek bij het academisch-cultureel podium Spui25 (Amsterdam) over ‘Ontbundeling’ – het fenomeen dat lezers vooral losse artikelen lezen, her en der van internet geplukt, en zich niet meer identificeren met één medium.

Is het een probleem als lezers geen lijfblad meer hebben? Voor de makers van de bladen wel, want dat betekent dat hun voortbestaan onzeker is. Voor de lezers is het nog niet zo evident. Zij maken gewoon hun eigen ‘bundel’, die ze nog beter op het lijf geschreven is. Het kost wat tijd om je eigen hoogstpersoonlijke lijfblad samen te stellen met feeds, nieuwsbrieven, op Twitter of Blendle, maar dan heb je ook wat. Je kunt even specifiek worden als de genres op Netflix, zoals bijvoorbeeld het literair- filosofische-technologiekritische-garagerock-blad dat ik graag lees.

Dat klinkt al te utopisch. De belangrijkste bundel blijft namelijk grotendeels onzichtbaar: die van de online monopolies die eigenhandig bepalen hoeveel toegang je tot je bronnen hebt. Facebook is een belangrijke leverancier van nieuws (44 procent van de Amerikanen ontvangt nieuws via Facebook, bleek onlangs); Google is de toegangspoort tot alles daarbuiten (zeker in Nederland, waar Google een marktaandeel heeft van zo’n 95 procent). Media zijn dan ook enorm bezig met hun bereik en zichtbaarheid online. Daar heb je handigheidjes voor, maar leiden die niet tot een eenheidsworst die niches eerder bedreigt dan stimuleert?

‘Herbundeling’ via online media is ook om een andere reden zorgelijk, want de verantwoordelijkheid voor de bundel wordt niet op een journalistieke manier ingevuld maar op het conto geschreven van de techniek. ‘Het algoritme heeft het gedaan,’ heet het als er weer eens een pijnlijk rijtje ongefundeerde nieuwsberichten ‘trending’ wordt. Terwijl algoritme en ontwerper, techniek en mens natuurlijk lang niet zo makkelijk van elkaar te scheiden zijn.

Onlangs schreef de hoofdredacteur van de Noorse krant Aftenposten een vlammende brief gericht aan Mark Zuckerberg, waarin hij hem ervan beticht journalistieke waarden onderuit te halen door censuur. Geen censuur gericht op het imago van het bedrijf Facebook (hoewel dat ook gebeurt), maar simpelweg domme censuur. De beroemde foto uit de Vietnamoorlog waarop een meisje napalmbommen ontvlucht, zou in strijd zijn met regels omtrent kinderporno. Als dat het niveau is waarop wordt geopereerd, hoe kan de journalistiek dan ooit kwalitatieve informatie aanbieden in deze context van herbundeling?

‘Wie cureert tegenwoordig de waarheid?’ werd ons bij Spui25 gevraagd. De waarheid cureren lijkt mij een contradictio in terminis. Noch het lijfblad noch de grote technologiebedrijven hebben de waarheid in pacht. Facebook ontsloeg zijn redactieteam omdat zij niets konden dat het algoritme niet ook zou moeten kunnen. ‘Waarheidsvinding’ wordt in hoog tempo even ouderwets als de sigarenboer. De opgave om zelf je eigen lijfblad bij elkaar te sprokkelen wordt daarmee alleen maar urgenter.

Miriam Rasch is onderzoeker bij het Instituut voor Netwerkcultuur, Hogeschool van Amsterdam.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 7 / 2016. Het gehele nummer kun je hier lezen.