In Utrecht krijgen bewoners alleen nog huis-aan-huis bladen in de bus als ze er expliciet om vragen. Maar het nieuwe gemeentelijke beleid gaat voorbij aan de rol die huis-aan-huisbladen nog steeds spelen in de lokale informatievoorziening, schrijft Jos van Dijk.
Een oud probleem is opnieuw actueel nu de gemeente Utrecht verspreiding van huis-aan-huis bladen alleen toestaat als bewoners er expliciet om vragen. Daarvoor moeten ze een ja-sticker op de brievenbus plakken. In brievenbussen zonder sticker mag geen ongeadresseerd drukwerk meer gestopt worden.
Feitelijke informatie zoals berichten van de gemeente of van een netbeheerder vallen buiten de maatregel. De nee/ja-sticker die aangeeft dat een huis-aan-huis-blad wél, maar overig drukwerk niet gewenst is, blijft geldig. Het Stadsblad, een van de Utrechtse huis-aan-huis-bladen heeft tevergeefs een beroep op de rechter gedaan om het besluit van de Gemeente ongedaan te maken. De uitgever DPG Media vreest dat de sticker het einde betekent van het huis-aan-huisblad en gaat daarom in hoger beroep.
Opt-in
Tot nu toe had alleen de gemeente Amsterdam een dergelijk ‘opt-in’-beleid voor ongeadresseerd drukwerk. De maatregel moet jaarlijks miljoenen kilo’s papier besparen. Veel mensen gooien nu al dat papier ongelezen weg, is de redenering. Verwacht wordt dat nog meer gemeenten een dergelijke maatregel gaan nemen.
Het nieuwe beleid gaat voorbij aan de rol die huis-aan-huisbladen nog steeds spelen in de lokale informatievoorziening. Die is toch al ernstig achteruitgegaan in de loop der jaren door het verdwijnen van lokale kranten. In Utrecht is het laatste plaatselijke dagblad al weer vijftien jaar geleden opgegaan in het AD. Een onderzoek van het Stimuleringsfonds voor de pers dat ook online media meenam noemt de situatie van het lokale nieuws ondanks de vele nieuwe media in de grote steden ‘broos’.
GroenLinks en Partij van de Dieren doen zichzelf tekort
Maar het grote probleem voor de verspreiding van huis-aan-huis-bladen zit ‘m toch in de reclamecode die de brievenbusreclame regelt. En dan vooral de definitie die in de code wordt gehanteerd voor reclame: ‘iedere openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden’.
De code negeert dus de aard van de afzender en stelt handelsreclame gelijk aan alle communicatie tussen burgers. Het is een code die de privacy van de consument, c.q. de persoon achter de brievenbus beschermt. Maar die tegelijkertijd de vrijheid om denkbeelden te verspreiden beperkt.
Bij verkiezingen bijvoorbeeld. De brievenbuscode verhindert politieke partijen zich via folders tot alle kiezers te richten. Dat is al jaren een nadeel voor partijen die zich juist richten op kiezers die het milieu hoog in het vaandel hebben staan, zoals GroenLinks en de Partij voor de Dieren. Potentiële aanhangers van deze partijen hebben naar we mogen aannemen vaker een sticker op de brievenbus die reclame tegenhoudt. Ik begrijp dus niet dat juist deze partijen er zo hard voor vechten om de regels voor de brievenbusreclame verder aan te scherpen.
Niet meer van deze tijd?
Voor de hand ligt natuurlijk de redenering dat folders en gratis kranten niet meer van deze tijd zijn en door de meeste mensen al lang vervangen zijn door online media, die in veel gevallen ook gratis te raadplegen zijn. De Utrechtse Internetkrant (DUIC), voortgekomen uit een papieren huis-aan-huis-blad, wijst de tegenstanders van de nieuwe maatregel daarop.
‘Wij bereiken meer mensen via het internet en dat gaat niet ten koste van de advertentieinkomsten’, schreven ze vorig jaar in een open brief aan de VVD-fractie. Daar zit wat mij betreft dan ook niet de pijn.
Iets anders is dat gebruikers van nieuwe media hun nieuws vooral halen uit een omgeving waar ze op grond van smaak en voorkeur naar toe geleid worden. Ze zien vooral nieuws dat hun eigen beeld bevestigt en volgen mensen en organisaties binnen hun eigen ‘parochie’. Een krant, zelfs een krant met een bepaalde identiteit, levert altijd een breder beeld.
Het aardige van de huis-aan-huisbladen in dit verband heb ik altijd gevonden dat de meeste als een soort van service aan de gemeenschap zonder veel selectie alle berichten opnemen die groepen burgers en organisaties insturen. Juist ook uit lagen van de bevolking die minder affiniteit hebben met de inner circle van GroenLinks.
Denkbeelden als handelswaar
Ik vind het nog steeds onterecht dat de reclamecode het verschil negeert tussen handel en consumptie in een economie enerzijds en het burgerschap in een democratie anderzijds. Handelsreclame beperken heeft heel andere gevolgen dan het belemmeren van de verspreiding van denkbeelden.
In het eerste geval zijn private belangen in het geding. In een democratie, daarentegen, moeten burgers elkaar in vrijheid en gelijkheid kunnen aanspreken op de richting waarin de staat gezamenlijke, publieke belangen behartigt. Het afsluiten van communicatiekanalen tussen burgers is strijdig met dat systeem.
Het op een hoop gooien van handelsreclame en algemene uitingen is tekenend voor de heersende neoliberale ideologie waarin het publieke belang gelijkgeschakeld wordt met private belang. Alles is handelswaar geworden en alles moet daarom voldoen aan de wetten en regels van de markt. En iedereen is consument of producent, andere rollen bestaan niet meer.
Vragen hoe een gemeenschap van burgers het best onderhouden kan worden, hoe de sociale cohesie bevorderd wordt, zijn op de achtergrond gedrukt door de armoedige prioriteit om op alle gebieden uitsluitend tegemoet te komen aan individuele consumentenverlangens.
(Bron: freeflowofinformation.blogspot.com, foto: Tim Kwee CC)